maandag 7 mei 2012




Kippenpoot.                                                                                   01 05 2012



Er heerst iets, heel veel hebben het niet duidelijk wat het is maar het heerst.

Dus druk ik mijn neus tegen het raam en draag de gordijnen als een mantel .

De hele dag hang ik hier en zie hoe de buien over drijven en soms neer slaan.
Ook zie ik de zwanen die niet anders zwemmen dan anders, het zijn er wel veel.
Bij elkaar gedreven.

Ik wikkel me uit de drapperien, en wankel de wentel op
een verdieping hoger een verhoging dieper.
Ik droom films van de herrinneringen van mensen die ik niet ken of nog niet ken
of vergeten ben te kennen.
Mooi zijn de beelden van deze onbeminden van het geheugen.
Ik zie haren als wier en hoor stemmen als razende snelwegen of kermende honden.
Ik ver ken sporen en jaag op raadsels

dan slaan mijn ogen open en zon roept dat ik moet lopen.
Ik verruil sloffen voor gympen en dwarrel de straten op , zie niets dan paardebloem tussen de tegels en een afgekloven kippenpoot naast de vuilnis emmer.

maandag 30 januari 2012

je keek me aan, lang en doordringend. na een poos vroeg je heb je wel eens nagedacht.
 Ik dacht van wel was mijn antwoord. Hoe weet je dat? was je wedervraag, dat weet ik omdat ik dan stil ben en er een rimpel in mijn voorhoofd komt. En als ik dan stil ben, luister ik naar het gefluister in mijn hoofd, dat zijn dan gedachten. Je trok je vleugels op en sprak, dat is niet nadenken dat is luisteren naar je gedachten. O ... was mijn reactie en ik dacht dan heb ik vast nog nooit nagedacht. Ik vroeg je, en jij, heb jij wel eens nagedacht? Nee zei je dat kunnen alleen mensen wij luisteren net als jij naar gedachten niet de onze maar naar die van jou. En jullie. Daarom durfde ik ook te vragen of je ooit had nagedacht want er komen steeds weer nieuwe fluister stemmen bij en ze lopen in cirkels maar je vergeet ze na te gaan. Ik werd stil en fronste mijn voorhoofd Jij moest grinniken en ik lachte ook, Ik dacht na lachte ik, het duurde maar heel even en het was moeilijk om het gefluister stil te krijgen maar ik weet het zeker ik dacht net voor het eerst na. Ik had verwacht dat je nu voldaan weg zou vliegen, maar dat deed je niet. Je vloog naar mijn tafeltje en begon rustig de kruimels van bordje te pikken.
 vrouwen zijn gemeen als ze je niet willen
 gezichten zijn lelijk wanneer je alleen ben
 als je vreemd bent onthoud niemand je naam
als je vreemd bent komen gezichten uit de regen

vrij vertaald, Jim Morrison, The Doors



texel slufter

ik wandel met mijn vader, we praten niet en toch is dit het moment dat we elkaar verstaan vol zinnen
ik zin op een zin, die heeft geen zin. die blijft in mijn hoofd, die loopt niet.

blauw is daar en vraagt, neem me mee, maar het heeft geen zin je bent stuk, het enige dat je bent is blauw en dat is al zo veel. hij vraagt het nog eens , neem me mee, uit schuld maak ik een foto, mooi blauw.
linker of rechter schoenen stromen verschillende kusten te gemoed.Nederland is de kust voor links zeggen ze, Engeland neemt rechts of andersom. het komt door de trek van zee. wellicht zie ik nu het antwoord op een vraag van lang geleden.. waarom rijden ze daar aan de andere kant van de weg ??
dit maakt niemand, het word alleen gezien, gemaakt door alles, net als wij de dieren.
panfluit voor potvissen waar ze bij vloed op mogen blazen.

woensdag 25 januari 2012

Zee paardjes


Het begon allemaal vreselijk lang geleden nog voor de zon de maan en de sterren zelfs nog voor het water en het vuur.
Er was niet veel meer dan jij en ik van lucht.
We konden niet praten alleen zuchten
we konden elkaar niet aanraken alleen maar duchten.

Het was een prettig leven, maar het duurde maar even.
Het viel ons steeds zwaarder en we raakten verveeld van het zweven.

Ik miste van alles dat ik nog niet kende, en jij? Van jou wist ik niets. Misschien was je er geen eens.

Heel enkel voelde ik een weerstand in mijn zijn, en wist het is jij, je voelde fijn.
Ik tastte in het witte licht in de eindeloze ruimte in de transparante mist.
Ik wou je steeds vaker ontmoeten, maar het leek wel bijna niet te lukken ik werd er verdrietig van heel zwaar in mijn gemoed. Alles werd grijs en regen.

Ik zakte steeds verder naar beneden als het al beneden was ik wist nog niet van boven en onder.

Ik liet me afglijden het kon mij niets meer schelen miste je mist te erg.
Ik daalde voor weken en er leek geen einde te zijn aan deze pijn.
Tot ik opschrok voor het eerst en iets zag, ik zag echt iets iets kleins en doorzichtig. Het zwom. Wat zwemmen was wist ik nog niet maar het zwom, daalde en klom.
Ach kom het zwom!!!!!

Toen hoorde ik voor het eerst. Er kwamen dingen anders dan mijn eigen gedachten vrij. Ze bewogen zich zonder doel ik stuurde niets het zong uit zich zelf in mij!!

Wat ik zag was het eerste dat ik ooit zag een beestje zo klein en lief en teer.
Het beestje maakte een tinkel hinkel geluidje en had een puntig snuitje
zijn lijf liep in een slingertje en het was niet groter dan een heel klein dingetje.

Later leerde ik dat het heette en zeep aardje en nog later wist ik het echte woord voor dit diere ding het was en zeepaard.
Maar ik noemde het toen een slingertje.

Er kwamen er steeds meer. In licht roze en blauw en paars en zilver.

Ze slingerden zich om me heen en het tinkelde en kietelde en duizend belletjes zwermden om me hoofd. en toen zag ik je!!!!!
ik zag je voor het eerst!! wat was je mooi tussen alle bubbeltjes ik leek te dromen je leek in mijn gedachten maar je was er echt je was overal!!

Ik hoefde je nooit meer te missen je was er nu altijd!

Wat ik bedoel is de slingertjes zwierden weg en verdwenen in het niets dat ook veranderd was in iets. Ze verdwenen in het iets.

En toch kon ik je nog steeds zien. Je lach glom me tegemoet! En ik schonk je mijn glimmende lach.

We waren hetzelfde en ook heel anders.

We waren vrienden en ook iets heel anders

We waren broers en ook iets anders
We waren samen voor altijd voor nooit en voor nu

en de slingertjes hielpen ons altijd als we elkaar even niet vinden konden.

Nu pas vele jaren later weet ik dat slingertjes zeepaardjes zijn en dat zeepaardjes engelen van de zee zijn en ons helpen als ze de tijd hebben om elkaar te zien en te vinden .

Als je er een ziet probeer hem nooit te vangen maar volg hem in verlangen. Blijf achtervolgen tot je bijna niet meer kan. En dan vind je waar je zo van droomde en zo verdrietig over was dat je het niet hebben kon. Zeepaarden zijn er om je verlangen te vangen.
 man met hoed
 studie natascha
 jan wolkers
 ganzen bij Ellertshaar
 paarden te water
 studie gans Ellershaar
natascha

boomluchter, ontworpen voor festifarm, Erica Drenthe




woon kamer oscar, projectie theater productie Drop

botten op texel






varens

 
Varens varen voor het eerst weg over open zee
in een bootje van schelpen ze hebben het eiland achtergelaten waar de zon niet langer scheen. Ze gaan opgekruld als gordeldiertjes op weg naar waar het tij ze voert

de kale plekken die ze achter lieten vullen zich langzaam met mot en miezer.
Deze maakt alles weer glad. En enkel spiegels zijn het bewijs van het vergane bestaan

terug naar de schalen boot nu, deze is al een end op weg en verkent de baren.
Eenmaal uit het grijs prikt de zon de gepanserde planten. En laat ze zich ontvouwen aan het licht.
Als ontwakende kinderen strekken ze zich naar het blauw.
Gapende varens .
De wind steekt zacht op en vangt de wuivende blaadjes en laat het schip sneller gaan, en neemt haar mee op zijn bestemming.

Dan schuren ze aan wal. Een vlakte van uitgeputte aarde ligt voor ze en de bries is aan gekomen en dwingt de varens tot kruipen.
Ze kruipen tot ze dof zien van stof , maar ze zijn er nog niet ze moeten door. De wortels van het aangekomen groen willen vast houden maar de bodem is te glad te hard.
Als een leger bestormen ze de rotsen. Zo nu en dan blijft er een achter om dat haar wortels aarde vonden.
Zo veroveren ze het eiland, groene stippen worden ze, hopen op water
dorst o wat een dorst roepen ze door elkaar als joelende meeuwen gillen ze het uit.
Verdorren onder de grillende zon.
Het laatste mot en miezer word uit ze gezogen en wuivende varen vingers veranderen in benen punten.

Om hun laatste vocht te beschermen veranderen ze het in bittere melk en slaan deze op in leren blazen. Zo kan de zon er niet bij.

Op Het eiland groeide nu een woud van stekelige reuzen.
Eens per jaar nam de wind de regen meer van het natte land .
En om dat de ooitvarens dan dachten aan vroeger en heel gelukkig werden van hun gedeelde weemoed gingen ze bloeien .

maar om dat varens niet bloeien wisten ze we zijn veranderd ondertussen

Vanaf dat moment noemden ze zich cactussen.